Vreemde talen in de klas

Jammer genoeg is het nog steeds vaak zo dat, ondanks de communicatieve leergangen die op de markt verschenen zijn en ondanks de vele digitale materialen, de traditionele manier van vreemdetaalonderwijs wordt gehanteerd. De bijgeleverde werkboeken worden wel gebruikt, maar de nadruk ligt toch nog vaak op het vele malen oefenen van grammaticale structuren, het maken van letterlijke vertaalzinnen – ook al zijn die soms vermomd als zgn. ‘stones’ of als ‘taalmiddelen’- en het leren van losse woorden. De leerlast voor de leerling wordt onnodig vergroot door leerlingen de woorden die in de leergang gescheiden worden in (bijvoorbeeld) N-E en E-N , ‘beide kanten op’ te laten leren. Het bijbehorende audiomateriaal (op cd’s, cd-roms, e-uitgaves , methodesites) wordt niet altijd consequent ingezet en ook de doeltaal wordt niet door alle docenten in de klas gebruikt. Voor de leerlingen houdt dit in dat ze de taal vooral via het schrift moeten leren. Voor de dyslectische leerling is dit een regelrechte ramp, juist gezien de aard van zijn handicap.

Geen uitspraakonderwijs
Aan het leren van de juiste uitspraak wordt nauwelijks tijd of aandacht besteed. Zo zijn er geen leergangen Engels waar met ‘minimal pairs’ zoals bet en bat , cup en cop het subtiele doch wezenlijke verschil tussen bepaalde taalklanken worden uitgelegd en getraind. Voor ons nieuwe klanken zoals de /ts/ in het Duits (Zahn, Zeit), de /zj/ in het Frans (jour), of de /dzj/ in het Engels joy) krijgen niet altijd systematische aandacht. Het belang van de verschillen tussen lange en korte klinkers (wezenlijk voor de spelling in het Engels en het Duits ) wordt niet besproken. Denk aan de verdubbeling van de medeklinker na een korte klinker, zoals in het Duits der Mann en retten, in het Engels cherry en swimming. Het verschil tussen stemhebbende en stemloze medeklinkers aan woordeinde dat zo kenmerkend is voor de juiste uitspraak (en daarmee het correct verstaan) in het Engels back en bag; belief en believe, cart en card wordt alleen besproken als het om de uitspraak van de verleden tijd gaat: worked – cleaned – waited.

Het is jammer dat aan al deze aspecten van de uitspraak, die natuurlijk direct samenhangen met sommige spellingen, geen tijd wordt besteed. Niet alleen de dyslectische, maar ook de ‘gewone’ leerling zou baat hebben bij een iets uitgebreider uitspraak-en spellingonderwijs, zowel voor het Engels, als het Frans en het Duits. Immers, een correcte uitspraak ligt ten grondslag aan de correcte spelling van een woord.

Gelukkig dat er tegenwoordig digitale hulpmiddelen en programma’s bestaan die hierbij ondersteuning kunnen bieden. Maar dat wordt dan vaak overgelaten aan ouders en/of remedial teachers die beseffen dat de dyslectische leerling niet zonder deze hulp kan.

Geen spellingonderwijs
Nadat een leerling zes (!) jaar lang spellingonderwijs- en training heeft gehad in de moedertaal, gaat hij naar een school voor het vo. Daar krijgt hij, naast Engels, ook nog Frans en Duits (en tegenwoordig zijn er ook scholen waar Spaans, Russisch of Chinees gegeven wordt ; talen waar de leerling niet of nauwelijks mee bekend zal zijn.

Nu wordt hij geacht zelfstandig woordjes te leren waarvan de uitspraak vaak vergeten is zodra de leerling thuis achter zijn bureautje zit. Daarnaast moet hij zelf systematiek zien te ontdekken in de vreemde, hem onbekende klanktekenkoppelingen. Op school wordt immers, in de meeste gevallen, geen of nauwelijks spellingonderwijs gegeven. En dan moet hij ook nog eens de betekenis van de woordjes zien te onthouden.

Toetsen
De laatste jaren is een veelgehoorde klacht van ouders en leerlingen dat toetsen nauwelijks besproken worden en dat zij de school niet mogen verlaten, waardoor ouders en remedial teachers geen inzicht krijgen in de soort van fouten die een leerling maakt. Het zou kunnen dat dit soort praktijken in de hand is gewerkt door het feit dat toetsen tegenwoordig niet meer door docenten zelf ontwikkeld worden, maar door de uitgeverijen bij de leergang geleverd worden. Wellicht heeft dit ook de koudwatervrees van docenten bevorderd om toetsen zelf te maken of aan te passen aan hun eigen lessen.

Een ander punt van zorg is het feit dat het moment van toets-afname niet meer door de docent wordt bepaald, maar veelal van bovenaf wordt opgelegd. Hele toetsschema’s worden van te voren voor alle vakken voor een heel trimester door de roostermaker of iemand anders van het management vastgelegd. Dat kan inhouden dat leerlingen toetsen moeten maken over stof die er misschien ‘doorheen gejaagd’ is.

© Copyright 2016 • MCLF Hoeks - Mentjens