Spellingsystemen

Iedereen die in ons land op een basisschool heeft gezeten, heeft op een zeer systematische wijze leren spellen. Met andere woorden er ligt een systeem aan de basis van onze spelling. Het feit dat in het vo geen aandacht aan de spellingen van het Frans, Duits of Engels gegeven wordt, betekent echter niet dat die talen geen systeem in hun spelling zouden hebben. Bij nadere bestudering blijkt zelfs het Engels enige systematiek te kennen als het om spelling gaat!

Klankspellingen en opbouwspellingen
Het Nederlandse spellingsysteem is gebouwd op twee pijlers: 1. je hebt spellingen die direct aan een taalklank gekoppeld worden en 2. je hebt spellingen die samenhangen met hoe het woord is opgebouwd.

Klankspellingen
Deze kun je indelen in drie categorieën.
1 Basisspellingen, waarbij een klank direct aan een vaste spelling wordt gekoppeld. Hoor je in het Nederlands een /b/ dan schrijf je een b. Hoor je een /l/ dan schrijf je een l. Hoor je een /a:/ dan schrijf je een a. Je schrijft op wat je hoort. Daarom worden deze basisspellingen ook wel eens luisterspellingen genoemd.

2 Regelspellingen zijn spellingvarianten waarbij je – onder vaste condities in het woord- een spellingregel moet toepassen. Hoor je een /a/ in een open lettergreep dan schrijf je a zoals in ramenHoor je een /b/ na een korte klinker, dan verdubbel je die als er nog een lettergreep volgt hebben

3 Inprentspellingen zijn spellingen die je niet op het gehoor kan schrijven en die niet met een spellingregel gespeld worden. Je moet ze in het woord zelf zien te onthouden. Je moet ze inprenten. In het Nederlands geldt dat voor alle au/ou spellingen bijvoorbeeld, maar ook voor leenwoorden uit andere talen zoals , etc.

Opbouwspellingen
Dit zijn spellingen die als het ware de opbouw van een woord laten zien. Het laatste stukje -lijk in heerlijk, eigenlijk, heimelijk, smakelijk , enz. geeft aan om wat voor soort woord het gaat, in dit geval een bijvoeglijk naamwoord. Het wordt altijd op dezelfde wijze uitgesproken en gespeld. Een ander voorbeeld is de uitgang in wordt. Hier wordt, naar analogie met werkt of loopt een t aan de d toegevoegd.
En zo schrijf je word met een d – ook al hoor je een /t/ – omdat je in het hele werkwoord worden wel de /d/ hoort.

Engels
Aangezien het Engels door de meeste dyslectici als grootste struikelblok wordt ervaren en ook omdat het Engels als kernvak wordt beschouwd in het vo, zal de rest van deze site worden gewijd aan het Engelse spellingsysteem en allerlei aspecten van het onderwijs die daar mee samenhangen.

Spellingindeling in de vreemde talen
Ook in het Engels, Frans en Duits komen we deze tweedeling in Klankspellingen en Opbouwspellingen tegen. Het verschil in moeilijkheidsgraad tussen de diverse talen zit hem in het feit dat bepaalde spellingcategorieën dichter bevolkt zullen zijn in de ene taal dan in de andere taal. Zo kent het Duits weinig inprentspellingen, maar het Engels juist wel. Het Frans, met zijn ingewikkelde grammaticasysteem kent veel opbouwspellingen. Dat geldt ook voor het Duits.

Uit bovenstaande zal wel duidelijk zijn dat basisspellingen gemakkelijker zijn te onthouden, mits je de juiste uitspraak van de klanken kent. Regelspellingen zijn wel wat lastiger, maar ook die zijn te leren met de juiste instructies. Voor de inprentspellingen geldt dat je niet zoveel houvast hebt en zul je zelf strategieën moeten vinden die je helpen deze te onthouden. Aangezien spellinginstructie in de vreemde talen ontbreekt worden daarmee alle spellingen in feite inprentspellingen en moet je zelf maar zien hoe je die onthoudt. En het wordt nog verergerd door het feit dat je als leerling vaak niet (meer) weet hoe je bepaalde woorden en klanken goed uitspreekt in de vreemde taal.

© Copyright 2016 • MCLF Hoeks - Mentjens