Wat betekent het om dyslectisch te zijn? Waaraan merk je dat? Hoe uit zich dyslexie? Dyslexie heeft te maken met taal en vooral met geschreven taal. Mensen die hier last van hebben, hebben moeite met het herkennen en verwerken van taalklanken. Een woord is opgebouwd uit een opeenvolging van taalklanken. Het woord drop en het woord dorp kennen dezelfde taalklanken, maar de opeenvolging ervan is anders. Het woord straat heeft totaal andere taalklanken dan het woord geel. Voor een niet-dyslect is dat gesneden koek, maar voor een dyslect kan het lastig zijn de klanken uit bijvoorbeeld straat te benoemen en/of in de juiste volgorde te zetten. Dat betekent niet dat hij gesproken taal niet kan verstaan of spreken. Integendeel, maar in geschreven taal moeten individuele taalklanken aan taaltekens worden gekoppeld in de juiste volgorde om woorden te vormen. Het ligt voor de hand dat, wanneer je moeite hebt die taalklanken in een woord te benoemen, je ook problemen zult hebben met het opschrijven ervan of dat je het heel lastig vindt – tijdens het lezen – om snel genoeg de letters op papier te koppelen aan de corresponderende taalklanken om zo de woorden te herkennen. Bij het lezen van hele teksten zal je dat zeker gaan opbreken.
Gelukkig kennen we in het basisonderwijs een systematische opbouw van de het lees-en schrijfonderwijs in de moedertaal, waardoor het veel leerlingen toch lukt groep 8 te halen zonder al te grote brokken te maken.
Maar dan worden ze geconfronteerd met de vreemde talen. Eerst met Engels, vervolgens met Frans en Duits. En wat ze zo moeizaam verworven hebben in hun moedertaal, het Nederlands, blijkt opeens niet meer te werken. Immers, veel taalklanken klinken heel anders en de manier waarop die klanken aan taaltekens worden gekoppeld wijkt ook behoorlijk af. En in die vreemde talen krijgen ze nauwelijks of geen uitspraak- en spellingonderwijs!
Woordjes leren wordt een martelgang: hoe weet je thuis nou nog hoe die woorden klinken, laat staan hoe je kunt onthouden welke spelling erbij hoort! En in plaats van hulp te krijgen bij deze materie, zoals dat zes jaar lang in het basisonderwijs het geval was voor hun moedertaal, wordt eigenlijk van hen verwacht dat ze het bij de vreemde talen alleen afkunnen.
De taalvaardigheden
Volgens de richtlijnen van het ERK (Europees Referentie Kader) dat maatgevend is in het talenonderwijs in Nederland moeten de leerlingen vijf vaardigheden ontwikkelen: lezen, luisteren, spreken, gesprekken voeren en schrijven. Deze vaardigheden zijn ingedeeld in zes niveaus (A1-A2, B1-B2, C1-C2). Welk niveau gewenst is hangt af van het type school.
Afgezien van de relatieve zwaarte van elke vaardigheid zou je verwachten dat deze alle vijf ruime aandacht krijgen in de lessen. Voor de dyslecticus zou dat inhouden dat hij, wat betreft luisteren, spreken en gesprekken voeren niet noemenswaardig problemen zou hoeven te hebben. Helaas is de praktijk van alledag anders: het geschreven woord in (digitale) tekstboeken, werkboeken, studiewijzers, toetsen e.d. staat centraal en krijgt overal de nadruk.
Het vreemdetalenonderwijs in Nederland
Als het gaat om het leren van een vreemde taal, dan heeft iedereen wel een mening over hoe dat gedaan moet worden. We hebben immers allemaal wel vreemdetaalonderwijs (gehad) en denken daarom dat dat de manier was om de taal enigszins onder de knie te krijgen. Verloopt dat niet naar wens dan wordt al snel geroepen dat men geen talenknobbel heeft, of dat men er te weinig aan gedaan heeft. Vreemd genoeg wordt er nauwelijks aan getwijfeld of de gehanteerde didaktiek wel de beste is. Voor een dyslecticus kan dit betekenen dat hij of zij soms in het hokje van de niet-talenknobbels of de luien wordt gezet.